De Avontuur is in 1914 gebouwd als Zeeuwse tweemastklipper op de werf van Gebroeders Geleijns te Roodevaart bij de Moerdijk.
De eerste eigenaar van de Avontuur was schipper Van de Vlies uit Halsteren. Het schip was bestemd voor het vervoer van materialen voor waterstaatwerken in Zeeland en langs de kust. Het schip had dan ook een beperkt certificaat voor de kustvaart. Er werd ook wel buitenom langs de Zeeuwse kust gevaren. Deze schepen werden ook wel ”steenbonken” genoemd en waren extra zwaar gebouwd. De kubieke meter inhoud was 425 meter met een laadvermogen van 285 ton. Het laadvermogen is later opgetrokken tot 299 ton door het verhogen van de gangboorden met “kalfdekken”, genoemd naar een toenmalige minister van verkeer en waterstaat.

De Avontuur – zwaar beladen onder zeil.
In 1927 werd schipper Arie Neef eigenaar. Er werd toen meer op de Rijn gevaren. De rivier op werd het schip gesleept achter een sleepboot. De rivier af werd gezeild en gesteveld. Om onder de bruggen door te kunnen werd de hoofdmast gestreken. De steng van de bezaanmast liet men zakken. Er werden o.a. kolen naar Zeeland vervoerd voor de gasfabrieken en bieten in het bietenseizoen.
Schipper Neef had vier zonen, welke aan boord zijn opgegroeid. Klaas, de oudste zoon, werd later de schipper/eigenaar. De familie Neef voer veertig jaar met de Avontuur, eerst als zeilschip, later als motorvrachtschip.
In 1944 is het schip tot zinken gebracht bij het Axelse Sas in Zeeuws Vlaanderen door het terugtrekkende Duitse leger. Dit door middel van een landmijn in het ruim aan stuurboordzijde. Het schip is vrij snel gelicht, er was namelijk een enorm tekort aan transport over water. Het betekende wel het einde van de zeiltijd. Van de masten werden planken gezaagd waarvan de eerste stuurhut werd gemaakt.

De Avontuur lost kolen te Lekkerkerk. De kolen werden in het ruim in zakken geschept en afgewogen op een bascule tot een gewicht van 70(!) kilo. Over de loopplank werden de zakken aan wal gedragen.
In 1972 wilde Klaas Neef ophouden met varen en zou het schip worden gesloopt in het kader van een saneringsregeling. Een schipper uit Groningen ruilde zijn schip met bijbetaling op de Avontuur in. Hij heeft er nooit mee gevaren, wegens ziekte heeft hij het schip in 1972 weer doorverkocht aan Van de Vlag uit Groningen. Schipper Van de Vlag doopte het schip om in Da Capo.
Restauratie en onderhoud is een doorlopend proces waarmee wij nog steeds bezig zijn. Met de “Avontuur” wordt namelijk een zeldzaam schip behouden, een grote rivierklipper van omstreeks de eeuwwisseling. Het zeldzame zit hem vooral in de overtuigende uitstraling als een zeilend vrachtschip uit die periode. Er bestaan in Nederland nog enkele tientallen casco’s van tweemast-rivierklippers, maar de exemplaren die nog herkenbaar zijn in hun oorspronkelijke staat zijn op de vingers van een hand te tellen. Er is, naast de “Avontuur”, niet één typisch Zeeuwse tweemast-rivierklipper in oorspronkelijke staat bewaard gebleven.
Zeldzaam is ook dat de geschiedenis van dit schip overvloedig is gedocumenteerd, waarmee een uitgebreide, degelijke publicatie tot stand is gekomen. Hierdoor krijgt het schip een veel bredere uitstraling naar de wereld van het varend erfgoed, maar ook de maritiem-wetenschappelijke wereld.
De “Avontuur” neemt mede door zijn zeldzaamheid en documentatie een sleutelpositie in binnen het Nederlands varend erfgoed. Mits goed gerestaureerd en beschreven kan de “Avontuur” qua niveau op een lijn worden gesteld met de in Rotterdam voorbeeldig gerestaureerde tweemast-stevenaak “Helena”, die de generatie ijzeren Rijnschepen van voor het klippertijdperk representeert.

De Avontuur in haar huidige staat.